Voordat we in de werking van het kompas duiken, is het goed om de basics op een rijtje te zetten. Er zijn veel verschillende kompassen, maar ze hebben één overeenkomst: het naaldje dat altijd vastberaden naar het noorden wijst (om precies te zijn het magnetische noorden, maar daar komen we zo op terug). Samen met een paar andere vaste onderdelen is dit vaste prik. We lichten ze hieronder voor je uit:
- Basisplaat: om te beginnen met de basisplaat. Bij een plaatkompas toeft het kompas op een transparante plaat. Megahandig, want zo kun je het op de kaart leggen en je richting bepalen.
- Richtingspijl: de pijl op de basisplaat. De graadmeter voor welke richting je uit gaat.
- Kompasdoos: de ronde cirkel waar de kompasnaald in huist. Binnen de kompasdoos staan ook noordlijnen. Deze kun je op het raster van de kaart leggen om je richting te bepalen.
- Kompasroos: ook wel gradenboog genoemd. De kompasroos is de draaibare ring rondom het kompas. Hierop staan alle 360 graden. Handig om te weten: noord is 0° of 360°, oost is 90°, zuid is 180° en west is 270°.
- Kompasnaald: de pijl waar alles - dankzij de gradenboog - om draait. Deze bestaat uit twee kleuren. De rode kant wijst steevast naar het noorden.
- Noordpijl: de rode pijl binnen de kompasdoos. Hierin ligt - als je gaat lopen - de rode kant van je kompasnaald in.
Naast het plaatkompas zijn er spiegelkompassen. Dankzij de ingebouwde spiegel is het makkelijker om graden te schieten en te oriënteren. Welk kompas je ook hebt, stuk voor stuk zijn ze gevoelig voor metalen voorwerpen en elektronica. Dit tast het magnetische wijzertje aan waardoor 'ie niet meer nauwkeurig naar het noorden wijst. Houd hier rekening mee bij het gebruik van je kompas, voordat je letterlijk verder van huis bent. 😉