Een kijkje in de wolschuur: op bezoek bij merinoboerderijen in Nieuw-Zeeland

Geurvrij, temperatuurregulerend en heerlijk zacht. De voordelen van merinowol kennen we allemaal. Maar waar komt de wol van jouw T-shirt of thermobroek vandaan? Buitenexpert Lisanne ging naar het begin van icebreaker’s productieketen: merinoboerderijen in de Nieuw-Zeelandse Alpen.

Het is een warme zomerdag in de Zuidelijke Alpen van Nieuw-Zeeland. Een paar verdwaalde schapenwolkjes staan aan een verder strakblauwe lucht. Perfecte omstandigheden om de weidse landschappen te verkennen waar de echtparen Alistair en Jackie en Ross en Helen hun merinoboerderijen runnen. Het zijn grote boerderijen: op zowel Cairnmuir Station als Glentanner Station dartelen vijfduizend merinoschapen rond op de duizenden hectaren grond. Dezelfde dieren die de basis vormen van jouw merinokleding!

Een kudde rammen van Glentanner Station, met daarachter een uitzicht dat rechtstreeks van een ansichtkaart lijkt te komen.


Wist je dat...

...een merinoschaap elk jaar genoeg wol produceert voor vijf icebreaker-kledingstukken?


Magisch merino

Eerst een klein stukje achtergrondinformatie. Het merinoschaap is een van de oudste en sterkste schapenrassen ter wereld. Deze dieren weten van wanten. Waar schapen in Nederland in de lammertijd geholpen moeten worden, baren merino-ooien hun kroost zelf, ergens op het ruige, hooggelegen terrein van (onder meer) de Nieuw Zeelandse Alpen. En dankzij hun grote aanpassingsvermogen, overleven ze in zowel de brandende zomerzon als ijskoude winters. De zomervacht van merinoschapen is namelijk licht en ademend, terwijl de dieren in de winter een extra laag wol krijgen die ze warm houdt tot wel -10°C. Dit zijn precies de eigenschappen die merinowol hét materiaal maken voor outdoorliefhebbers.

In roze en blauw: Jackie en Alistair Hamilton.

Cairnmuir Station

Terug naar Nieuw-Zeeland. Alistair en Jackie Hamilton runnen hun farm in de regio Central Otago al 21 jaar. Cairnmuir Station strekt zich uit over zesduizend hectare grond. Het is een ruig landschap: droog en bruin, met verweerde bergen en snelstromende rivieren. Her en der liggen likstenen, om de schapen te voorzien van zout en mineralen die de bodem hier niet biedt. En dan de tijm. Die groeit hier als heide op de Veluwe. De geur is onmiskenbaar als we in terreinwagens over de onverharde wegen omhoog rijden.

 

Het is een bumpy ride. Boven het brullende geluid van de motor uit vertelt Alistair over zijn samenwerking met icebreaker: “Dankzij het tienjarige contract hoeven we ons geen zorgen te maken over de prijzen van wol. Het biedt onze familie zekerheid.” Het vertrouwen werkt twee kanten op. icebreaker-producenten, ook wel growers genoemd, moeten zich houden aan strikte regels voor dierenwelzijn. Denk aan voldoende schaduwplekken op het land en toegang tot voldoende eten en schoon water vor de schapen. De ‘vijf kernvrijheden voor de kudde’ noemt icebreaker dit. Hiermee geeft het merk de garantie dat de schapen zich net zo goed voelen bij het maken van jouw merino als jij voelt bij het dragen ervan.

 

Op Cairnmuir Station is vernieuwing het toverwoord – de Hamilton’s zijn innovatief. Ze zoeken constant naar nieuwe manieren om slimmer te werken en de leefkwaliteit van hun schapen verder te verbeteren. Elk jaar probeert Alistair één vernieuwing op de boerderij, om zo goed te kunnen monitoren of deze effectief is.

De terreinwagens van Cairnmuir Station. Rechts de auto waarin ook de honden meerijden.

Kuddedieren

Terwijl Alistair me meer vertelt over de eerder doorgevoerde vernieuwingen op zijn boerderij, hobbelen we steeds hoger de heuvels in, ver boven Cairnmuir Station. Het gebrom van de motor verstilt even wanneer we een hek openen, waarna de terreinwagen weer brullend tot leven komt. Kort hierna stoppen we opnieuw. Ditmaal stappen we uit. Links in de vallei zie ik Cromwell, het stadje waarin vroeger talloze goudmijners actief waren, maar dat nu bekendstaat om z’n fruitproductie. De rest van het landschap bestaat uit heuvels en bergen, zo ver het oog reikt. En, in de verte, een aantal schapen.

Herdershonden drijven de merinoschapen bij elkaar. 

Herdershonden

Alistair opent het hok achterop zijn truck en zijn trouwe viervoeters springen kwispelend naar buiten. Fun fact: de afspraken met icebreaker rondom dierenwelzijn gaan zo ver dat ze zelfs gelden voor de herdershonden. Tijd om ze goed te bekijken heb ik echter niet. In seconden zijn ze weg, op een duidelijke missie. Met verschillende fluittonen en een ‘right’ en ‘left’ (of ‘lift’, in het Nieuw-Zeelandse accent) stuurt Alistair de vier honden aan. De paar schapen die ik zag in de verte, komen naar ons toe gerend. Gevolgd door de rest van de kudde. Ken je de scène uit The Lion King met de op hol geslagen wildebeesten? Zo ziet het eruit. Als een soort golf komen honderden schapen onze kant op gerend. Een paar meter voor ons komen ze tot stilstand – tegengehouden door één van de honden.

 

Heel even kunnen we de schapen van dichtbij bewonderen, voor ze verder opgedreven worden. Soms is het drijven van de schapen een kwestie van leven of dood. “Merinoschapen zoeken graag de hoogte op", legt Alistair uit. "Ze grazen tot op hoogtes van 1800 meter. Maar in de winter kan dit gevaarlijk zijn, omdat ze kunnen vastvriezen aan de grond. Dan wil je ze dus naar lager gebied halen.” Ook wanneer het tijd is om de schapen te scheren, worden ze bijeengedreven. Een proces waarover ik alles leer op de volgende boerderij.

Alistair laat zien tot waar zijn schapen kunnen grazen.


De boerderijen van icebreaker

In Nieuw-Zeeland wordt 64% van icebreakers merinowol geproduceerd. Op deze kaart zie je alle growers op het Noorder- en Zuidereiland. Hiernaast werkt icebreaker samen met producenten in Zuid-Afrika en Australië. Het wisselende klimaat maakt deze drie landen tot de perfecte leefomgeving voor merinoschapen.

Een kudde merino rammen, te herkennen aan hun spiraalvormige hoorns. 


Glentanner Station

We rijden twee uur in noordelijke richting, van Cromwell naar Glentanner, in South Canterbury. Hier bevindt zich Glentanner Station, een boerderij waarvan de vierduizend hectare grond zich in het noorden uitstrekt tot aan het befaamde Mount Cook National Park. Glentanner wordt al sinds 1957 gerund door de familie Ivey. Vandaag de dag is het in handen van Ross en Helen en hun zoon George en zijn familie.

Ross Ivey runt Glentanner Station samen met zijn familie.

"Veel merinoboerderijen in Nieuw-Zeeland zijn al drie of vier generaties in de familie”, vertelt Ross als we over het uitgestrekte land naar de wolschuur lopen. “Daar hecht icebreaker ook waarde aan. De relatie gaat verder dan die tussen leverancier en koper: icebreaker kent alle families. Heel bijzonder, vooral als je bedenkt dat het merk alleen al in Nieuw-Zeeland meer dan vijftig producenten telt.”

 

De Ivey’s zijn echte natuurliefhebbers. Binnen hun bedrijf én de gemeenschap doen ze hard hun best om bij te dragen aan een gezonde planeet. “Door voor het land en onze dieren te zorgen, laten we de planeet goed achter voor de volgende generatie”, legt Ross uit. “Dat maakt de ZQ Standard, ZQRX en de kwaliteitseisen van icebreaker ook zo belangrijk. Ten opzichte van twintig jaar geleden wordt er veel beter gezorgd voor de schapen, het land, het water en het personeel.”

Ross geeft ons een tour over zijn land. Het uitzicht op het surreële blauw van Lake Pukaki is adembenemend.


Een strakke planning

Er zijn veel factoren die invloed hebben op de kwaliteit van wol, waaronder goede genen. Om deze reden werken de boeren met een planning rondom fokken en voeding.

 

Dit begint al in de maand mei, als de ooien worden gedekt. Gedurende de Nieuw-Zeelandse winter worden ze vervolgens goed in de gaten gehouden. In augustus komt iemand langs voor externe echo’s, waarna de schapen die meer lammeren dragen beter in de gaten gehouden worden. Zij krijgen bijvoorbeeld meer te eten. Want: hoe sterker het lam, hoe beter de wolkwaliteit.


Ross leidt ons naar de wolschuur van Glentanner Station.

Een kijkje in de wolschuur

Glentanners wolschuur staat niet ver van het huis van de Ivey's. Het grind knarst onder onze schoenen als we het brede pad naar de schuur volgen. De grote, groene naaldbomen links van ons steken af tegen het verdorde gras en voor ons, in de verte, zijn de Nieuw-Zeelandse Alpen in wolken gehuld. De schapen boffen maar met zulk uitzicht, denk ik bij mezelf.

 

De wolschuur bestaat uit twee verdiepingen: de begane grond is van steen, de eerste verdieping van stalen golfplaten. We beklimmen de stenen trap naar de zware deur, die ons toegang geeft tot een lege schuur. Op de koperen plaquette aan de muur lees ik dat Ross' vader Ian deze schuur bouwde in 1964.

 

De schuur is nu misschien leeg, maar in de scheertijd is dat wel anders. Dan verandert dit kleine familiebedrijf plots in een grote onderneming. Zeven scheerders werken zich een slag in de rondte om alle vijfduizend schapen van hun vacht te ontdoen. Tot kortgeleden gebeurde dat nog met de hand, met behulp van een wolschaar, weet Ross ons te vertellen. Nu werken de meeste scheerders machinaal, met een scheermachine. “Als het schaap is geschoren, laten ze het naar beneden glijden”, vervolgt Ross, terwijl hij naar een van de houten glijbanen achter ons wijst. “Beneden wachten de schapen dan tot ze weer naar buiten kunnen.”

Via de houten glijbanen rechts glijden de geschoren schapen naar de benedenverdieping.

Kwaliteitscontrole

Niet alleen de scheerders werken zich in het zweet: na het scheren volgt de kwaliteitscontrole. En da's een precies werkje. In het midden van de ruimte staat een grote, houten tafel. Het blad bestaat uit dunne latjes met ruimte ertussen. Hier wordt de schapenvacht uitgeschud, zodat scheerrestjes uit de wol vallen. Vervolgens worden slechtere stukken wol afgeknipt. Rond de nek, bijvoorbeeld. Daar is de wol vaak geschaafd en kwalitatief dus minder goed.

 

Vervolgens wordt iedere schapenvacht handmatig gecheckt door ervaren controleurs. Ze kijken onder meer naar de kleur van de wol (is deze wit genoeg?), de vezellengte (heeft de vezel de juiste lengte voor garens?) en de vezelsterkte (is de vezel sterk genoeg?). Een secuur werk, waarin alles verwijderd wordt dat invloed kan hebben op de productkwaliteit van icebreaker.

 

Alle goedgekeurde wol gaat na de controle in nylon tassen. Plastic tassen zijn uit den boze: die kunnen de wol beschadigen. Ook hieruit blijkt weer dat de vastgestelde regels voor merinowol gelden voor elke stap in de productie.

Ross laat zien waar controleurs de merinowol op keuren.

Tijd voor jouw merino

Van de wolschuur gaat de wol naar icebreaker. Om vervolgens te eindigen als jouw merinokleding. Waarschijnlijk heb je daar al heel wat buitenavonturen mee beleefd. Én ben je al vaak dankbaar geweest dat dit materiaal zelfs na een dag flink zweten in de natuur niet stinkt. Ik in elk geval wel, tijdens mijn vele hikes in Nieuw-Zeeland. Gelukking kun je een merinoshirt van icebreaker zonder problemen zeven dagen achter elkaar dragen.

 

Kortom: je staat vaak genoeg stil bij de voordelen van merinowol als eindproduct. Maar denk de volgende keer dat je jouw icebreaker merinokleding aantrekt ook eens aan het begin van de keten. Aan de liefde en energie die dit ene product heeft gekost. En hoe fijn het is dat de schapen die jou van dit kledingstuk hebben voorzien, zich net zo fijn en vrij voelen als jij in je merino.

Meer zien? Check onderstaande video!


Meer buiteninspiratie


Cookies voor jouw ervaring

Bever.nl maakt gebruik van marketing, analytische en functionele cookies en vergelijkbare technologieën. Ook derden en sociale netwerken kunnen cookies plaatsen via onze website. Als je op “accepteren” klikt, ga je hiermee akkoord. Je kan voorkeuren ook wijzigen en wij slaan jouw keuze twee jaar op. Direct je keuze wijzigen? Dat kan via de cookie policy button onderaan alle pagina's.