Tijdens een tocht waar je veel stijgt en daalt, bijvoorbeeld een huttentocht, is het heel normaal om de veters van je wandelschoenen meerdere malen opnieuw te strikken. Bij het stijgen wil je namelijk je schenen en hiel iets meer vrijheid geven, zodat ze goed de hellingshoek kunnen maken. Je veters mogen dan wat losser zitten. Ga je echter aan de afdaling beginnen, dan wil je juist dat je hiel stevig vastzit in de schoen, zodat je voet niet naar voren schuift. Strik tijdens het dalen daarom je schoenveters weer strakker vast.
Ook wisselende weersomstandigheden kunnen vragen om een andere manier van veters strikken. Bij warm weer zetten je voeten uit, waardoor je ze wat meer ruimte wilt geven. Bij vochtig weer zet het materiaal van je schoen mogelijk wat uit, waardoor je bergschoen op nieuwe plekken kan gaan knellen. En bij kou kun je juist ruimte krijgen op plekken waar eerst geen ruimte zat.
Door steeds opnieuw je bergschoenen te strikken, kunnen er knopen ontstaan. Hoe krijg je veters gemakkelijk los? Leg de veters met de knoop op een vlakke ondergrond en sla er met een lepel of stok op terwijl je de veter steeds een beetje draait. Zo ontstaat vanzelf een kleine opening waar je iets tussen kunt steken om de knoop los te maken. De kurkentrekker van je zakmes is ook handig voor het losmaken van eigenwijze veters!