Wat voor hengel, en waar gooi ik ‘m uit? Leer vissen met de Bever Hengelsportguide
In een relaxte stoel aan de waterkant, uren turen over het water, de mooiste vissen boven water takelen: het leven van een visser is zo slecht nog niet. Leer vissen en je hebt er een mooie buitensport bij.
Leren vissen, dat betekent een heel nieuw stuk buiten ontdekken: dat wat onderwater ligt. Als je eenmaal begint, kun je niet meer stoppen (we spreken uit ervaring). Want iedere keer dat de dobber onderwater schiet, voelt als een overwinning. Je ziet steeds iets dat je nog nóóit hebt gezien. Want de kans dat je twee keer dezelfde vis vangt, is natuurlijk nihil. Los daarvan: na een uurtje vissen ben je compleet zen. Én het is leuk om met het hele gezin te doen.
Oké, genoeg redenen om je hengel weer eens uit de schuur te trekken (of er eentje aan te schaffen). Hoe maak je je visavonturen tot een succes? Volg onderstaande stappen en je gaat ’t nailen.
1. Een goede uitrusting
Aan een goede hengel, een dobbersetje en een vispas heb je praktisch genoeg. Maar wil je ’t vissen echt tot een succes maken, dan doe je er wijs aan om wat meer mee te nemen. Dit is wat wij aanraden.
Een hengel (uiteraard)
Ben je nog geen ervaren visser, dan kun je ’t beste starten met een vaste hengel. Dit is een standaardhengel zonder werpmolen. Simpel gezegd is ’t een stok van maximaal 20 meter met een flexibel uiteinde waar je de vislijn aan vast knoopt. Zo’n vaste hengel bestaat uit meerdere delen die je op elkaar zet of die als telescoop aan elkaar vast zitten. Je vangt hiermee witvis en kleine karpers.
Werphengels vergen wat meer oefening. Hier zitten namelijk een werpmolen en geleide-ogen op. Die zorgen ervoor dat je de lijn (met aas en haak) een stuk verder het water in kunt slingeren. Hierdoor kun je makkelijker grote vissen vangen, zoals karpers en zeevissen. Een werphengel is ook zo gemaakt dat ‘ie een stuk meer gewicht aankan dan een vaste hengel. Er bestaan verschillende soorten werpmolens; je kunt ze los kopen en zelf op je hengel zetten.
Lijn, dobber, haak en lood
Azen maar
Om ervoor te zorgen dat er vissen aan je haak komen, prik je er wat aas aan. Een klein plukje brood werkt goed, maar weekt snel van je haakje af. Gebruik je dit toch, check dan regelmatig of je aas nog vast zit. Maden en wormen – vooral levende – zijn ook goed aas. Je kunt ze bewaren in een klein blikje, of in een speciale aastas.
Schepnet voor de grote vissen
Voor kleine vissen zoals blankvoorns heb je geen schepnet nodig. Maar krijg je een grotere vis aan de lijn, dan moet je ’n schepnet hebben om ‘m uit het water te krijgen. Alleen met je hengel is ’t erg moeilijk en loop je het risico dat je hengel breekt.
Lekkere stoel
Je kunt gewoon op je viskoffer gaan zitten, zeker. Maar op een stretcher of een relaxte kampeerstoel zit je wel lekkerder en hou je ’t langer uit. Met een visparaplu of shelter zit je altijd droog en uit de wind. En wat dacht je van een barbecue erbij? Maak er een feestje van!
Viskleding
Je trekt natuurlijk niet je netste kleding aan als je gaat vissen. Maar met een soepele outdoorbroek, een lekker T-shirt, stevige schoenen en een fleece of jas zit je al gauw goed. Heb je de smaak te pakken en wil je langere vissessies houden of zelfs een stukje het water in gaan, dan is speciale viskleding wel een must.
Let op: vergunning verplicht
Om te mogen vissen, heb je een VISpas nodig. Er bestaan verschillende soorten. Vraag ruim voordat je gaat vissen een pas aan die aansluit bij wat jij wilt gaan doen.
2. Wat ga je vangen?
Weet je vooraf al een beetje weet wat er te vangen valt, dan krijgt zo’n vis toch meer betekenis. Plus: je kunt doelen stellen voor jezelf. Heb je in je hoofd wat voor vissen je kunt en wilt vangen, dan ben je extra blij als het ook echt lukt. Bovendien vragen sommige vissen om speciale technieken en materialen. Hierover lees je later meer.
Drie vissen om mee te beginnen: 3 B’s
- Blankvoorn
De blankvoorn laat zich relatief snel vangen. Hij lijkt erg op de ruisvoorn, de winde, de alver en de serpeling. Kenmerkend voor de blankvoorn: de rugvin begint recht boven de buikvinnen en er zit een oranje vlek bovenin het oog. De kleur van het lijf verschilt per locatie, want de blankvoorn past zich aan aan zijn omgeving. Deze vis leeft in bijna alle watertypen, behalve kleine beekjes en slootjes.
- Brasem
De brasem herken je vooral aan z’n hoge rug. Z’n bek is groot en hij heeft een driehoekige, grijze rugvin. De vin aan de onderkant is langgerekt en ook grijs. Grote brasems zijn bruin- of bronsgekleurd; kleinere exemplaren zijn vaak zilver. Je komt ‘m bijna overal tegen, maar vooral in stilstaand en langzaam stromend, dieper water.
- Baars
Een vis die je vrij makkelijk zult herkennen. Hij heeft namelijk zwarte, verticale strepen en een inktzwarte vlek op de voorste rugvin. Deze rugvin heeft stekels. De huid van de baars voelt als schuurpapier en is groen (soms licht, soms donker). Deze vis leeft in grote meren, vijvers, plassen, beekjes en kanalen – praktisch overal waar water is dus.
Handig studiemateriaal voor vissers
- De vissengids van Sportvisserij Nederland laat zien welke zoetwater- en zeevissen in Nederland leven. Hiervan bestaat een webversie en een app. Per soort lees je waaraan je ze kunt herkennen, waar ze leven en wat ze eten. In de app zit zelfs een scanner waarmee je je gevangen vis kunt determineren!
- Op de website van RAVON (kennisorganisatie voor reptielen, amfibieën en vissen) staan duidelijke afbeeldingen van Nederlandse vissen. Klik op een vis en je leert hoe je ‘m herkent, hoe en waar ‘ie leeft en hoe zeldzaam ‘ie is. Je kunt hier ook opgeven om bij te dragen aan tellingen.
- Wil je meer weten over vissen in het algemeen, dan is Het geheime leven van vissen iets voor jou. Staat vol grappige, interessante feiten over hoe vissen leven. Ter lering en vermaak :).
3. Een goede stek kiezen
De plek waar je gaat zitten vissen, kies je onder andere op basis van welke vissen je wilt vangen. Maakt het je niet zo uit, begin dan op stilstaand of langzaam stromend water. Hier blijft je dobber netjes op z’n plek liggen, net als je aas.
Kies een mooie groene plek waar waterplanten groeien of waar bruggen, steigers of houten palen in het water staan. Dit zijn plekken waar vissen ’t gewend zijn om voedsel te vinden en te schuilen. Check altijd even of er geen ‘verboden te vissen’-bordjes langs het water staan; vissen is niet overal toegestaan.
Heb je je plek gevonden, doe dan zachtjes. Met stampen en hard praten kun je de vissen wegjagen.
4. Voorbereidingen ter plekke
Zit je eenmaal op je plek, dan is het tijd om je hengel klaar te maken. Zo gepiept!
Kant-en-klaar tuigje
Een tuigje is een plastic rekje waar een lijn met dobber, loodjes en haakje op zitten. Het enige dat je nog hoeft te doen, is dit setje vastmaken aan je hengel. Maak het lijnlusje (dat altijd als laatste om je tuigje gewikkeld is) vast aan een van de metalen oogjes van je hengel en wikkel de lijn een aantal keer om de oogjes heen. Hiermee kun je de lijn later nog korter of langer maken.
Vervolgens trek je de lijn naar het puntje van je hengel, waarbij je de hengel een paar slagen om z’n as draait en je de lijn dus om je hengel wikkelt. Op die manier voorkom je dat de hengel breekt wanneer je een vis vangt. Met een toprubbertje zet je de lijn vast op het topje van je hengel. Check met een peilloodje hoe hoog je dobber moet komen en klaar ben je.
Wil je trouwens wat grotere vissen vangen, dan is het verstandig om je dobber een stukje verder naar boven te schuiven dan je normaal zou doen. Daardoor laat je je haak wat meer op de bodem hangen, waar grote vissen slurpend rond‘banjeren’.
Tip: op de website van Sportvisserij Nederland staan handige video’s over vissen, onder andere over hoe je je hengel klaarmaakt.
Zelf een tuigje maken
Een vistuigje kun je ook zelf maken van een plastic houdertje, dobber, loodjes en haakje. De eerste keer is het even puzzelen; het kan fijn zijn om ’t samen met een kenner te doen. Al kom je er met een online lesje vast ook uit.
5. Zo hengel je ze binnen
En dan is het tijd om ze te gaan vangen. Een paar laatste tips om je vissessie tot een succes te maken.
Het aas gebruiken
Gebruik je maden, prik je haak er dan niet dwars doorheen. Dan maak je ze namelijk dood en bewegen ze niet meer. En niet-bewegende maden lokken een stuk minder. Prik je (scherpe!) haak door het puntje van je maden, nét door het velletje. Twee maden is meestal zat.
Aanvullend kun je wat lokvoer gebruiken. Maak dit een beetje vochtig zodat je er bollen van kunt maken, ongeveer zo groot als mandarijnen. Meng er eventueel wat maden doorheen en gooi een stuk of vijf bollen in je visgebied. Gooi er af en toe een bol bij (met de hand of met een katapult).
Vissen binnen halen
Schiet je dobber onder water en voel je gewicht aan je lijn, dan heb je waarschijnlijk beet. Ook als de dobber plots helemaal naar boven schiet, kan het betekenen dat je beet hebt. Na een tijdje herken je snel genoeg of het een vis of iets anders is dat je dobber doet bewegen. Er bestaan ook speciale beetmelders: vooral handig als je met meerdere hengels tegelijk vist.
Geef een rukje aan je hengel en haal de vis rustig naar je toe. Maak je hand dan iets nat en leg die rustig om het lijfje heen. Grote vissen pak je met twee handen. Duw de haak zachtjes uit de lip. Beschadig de vis niet, let bijvoorbeeld op dat het weerhaakje op het puntje niet blijft steken. Voor grotere vissen zoals karpers bestaan er speciale onthaakmatten.
Laat de vis, na eventueel foto te maken en te wegen, zo snel mogelijk weer terug het water in.
En, hoe was het?
Ben je gaan vissen? We zijn benieuwd naar hoe het was en wat je hebt gevangen. Deel je foto’s en ervaringen op social media en gebruik daarbij #buitenisnooitverweg of #buitentijd. Check meteen even onze Instagram- en Facebook-pagina voor leuke tips en inspiratie voor buiten.
Heb je vragen over producten voor het vissen? Kom naar een van onze winkels of win online advies in. We helpen je graag om de beste spullen voor jou te vinden.
